Voor de studie van driedimensionale orthogonale afbeeldingen maken we gebruik van de -matrices voor zekere . Dit zijn de draaiingsmatrices van Tweedimensionale orthogonale afbeeldingen.
Laat een -dimensionale inproductruimte zijn en een orthogonale afbeelding.
- Als direct orthogonaal is, dan is ze een draaiing, dat wil zeggen: er is een lijn door de oorsprong waarvan elke vector vast gehouden wordt door en de beperking van tot het vlak door de oorsprong loodrecht op die lijn is een draaiing. Er is een orthonormale basis van en een hoek zo dat
- Als gespiegeld orthogonaal is, dan is ze een draaispiegeling, dat wil zeggen: er is een lijn door de oorsprong die eigenruimte van bij eigenwaarde is en de beperking van tot het vlak door de oorsprong loodrecht op die lijn is een draaiing. Er is een orthonormale basis van en een hoek zo dat
In beide gevallen heet de lijn een as van de draaiing en het vlak een draaiingsvlak.
Als niet gelijk is aan of , dan zijn as en draaiingsvlak uniek.
Elke orthogonale afbeelding is dus een draaiing of een draaispiegeling. Een draaispiegeling is de samenstelling van een spiegeling en een draaiing in het spiegelvlak.
Laat een -dimensionale inproductruimte zijn en een orthogonale afbeelding. Stel dat een niet–reële eigenwaarde van is. Dan is de complex geconjugeerde ervan ook een niet-reële eigenwaarde. Omdat het totale aantal eigenwaarden is, moet dus ten minste één reële eigenwaarde hebben. We weten van eigenschap 4 van orthogonale afbeeldingen dat elke reële eigenwaarde van gelijk is aan of . Als direct orthogonaal is, dan moet een eigenwaarde gelijk aan hebben, en anders (dus als gespiegeld orthogonaal is) moet een eigenwaarde gelijk aan hebben. Laat een genormaliseerde eigenvector van zijn bij deze eigenwaarde, . Dan is de beperking van tot een direct orthogonale afbeelding (de determinant van deze beperking is immers gelijk aan ). Er is dus een orthonormale basis van zo dat de matrix van de beperking ten opzichte van deze basis is voor een geschikte hoek . Nu is een orthonormale basis van zo dat
Als , dan is de afbeelding een draaiing (ook wel rotatie genoemd) met als as het opspansel van de eerste basisvector van . In alle gevallen behalve de identiteit, is de as de -dimensionale eigenruimte van bij eigenwaarde , dus uniek.
Als , dan is de determinant van gelijk is aan . De afbeelding is een draaispiegeling met als as het opspansel van de eerste basisvector van . Als alleen reële eigenwaarden heeft, dan is ofwel gelijk aan de diagonaalmatrix met diagonaal ofwel gelijk aan . De gevallen van een draaiing om , respectievelijk, radialen, corresponderen met de twee genoemde matrices met reële eigenwaarden. In alle gevallen behalve de scalarvermenigvuldiging met is de as de -dimensionale eigenruimte van bij eigenwaarde , dus uniek.
Als het spoor van bekend is, bijvoorbeeld uit een matrix van ten opzichte van een andere basis, dan is hiermee de rotatiehoek snel te berekenen door het spoor gelijk te stellen aan als een draaiing is en aan als een draaispiegeling is. De gevallen van een draaiing om , respectievelijk, radialen corresponderen met de twee matrices met reële eigenwaarden als de determinant van gelijk is aan .
Om onderscheid te maken tussen draaiingen en draaispiegelingen noemen we -dimensionale draaiingen (die geen draaispiegeling zijn) ook wel echte draaiingen.
Bepaal of de orthogonale afbeelding bepaald door de -matrix direct orthogonaal of gespiegeld orthogonaal is.
direct orthogonaal
Een orthogonale afbeelding is direct orthogonaal als en gespiegeld orthogonaal als . Om het antwoord te vinden bepalen we de determinant van , die gelijk is aan . Hiertoe vegen we tot gereduceerde trapvorm, zoals hieronder aangegeven. Hierbij registreren we in de tweede kolom waarmee elke nieuw verkregen matrix vermenigvuldigd moet worden om de determinant van de vorige matrix te krijgen en houden we in de derde kolom het product van die factoren bij.
We concluderen dat de determinant van gelijk is aan , zodat het antwoord is: direct orthogonaal.